Mag het iets minder?

Jaren geleden, in een van mijn eerste mindfulnessgroepen, zat een bejaard echtpaar. Zij werd behandeld voor kanker, hij kwam om haar te ondersteunen. Ik vond dat ze er niet al te veel van begrepen. Ik hoor mij nog met moeilijk te verhullen ongeduld zeggen: ‘nee, mindfulness gaat niet over ontspanning’. Ik nam mij voor om volgende keer toch wat kritischer te zijn bij de intake.

Op een ochtend kom ik net iets te laat het ziekenhuis binnen. Ik haast me naar de lift en ik passeer daarbij een bejaard koppel, arm in arm. ‘Goeiemorgen dokter’, hoor ik achter mij, ‘sinds we die cursus bij u volgen, stappen we nu altijd heel rustig naar de lift.’

Wie ben ik om te oordelen?

Mag het ook iets minder zijn? Sommigen vinden dat mindfulness niet kan buiten een boeddhistische context. Voor anderen is het wegvallen van het zelf de bestaansreden van het boeddhisme. Weer anderen vinden dat je pas ernstig bezig bent als je uren lang mediteert, liefst in Auschwitz of Lampedusa. Er moeten grootse dingen gebeuren, intense ervaringen, leegte, verlichting. Voor minder doen we het niet.

En mededogen natuurlijk, vrede stichten, liefst ook ver weg. Vallen er hier geen conflicten bij te leggen? En met stervenden werken, de grote zaak van leven en dood. Is het banale niet interessant genoeg?

Het westers boeddhisme is een bravoure-religie geworden. Het moet altijd meer, sterker, intenser. In Azië heb ik dat nooit zo gemerkt. Maar dat is natuurlijk maar volksboeddhisme. Wij westerlingen gaan hen wel eens uitleggen wat het boeddhisme echt is.

Ik heb bewondering voor het meisje dat aan het eind van een sesshin besloot om geen haarlak meer te gebruiken. Beter voor het milieu. Haar haar lag wel wat platter nu, vond ze. Ik was alleen maar ontroerd. Geen verlichting, geen wegvallen van het zelf. Of zou dat nu net het wegvallen van het zelf zijn? Maar ja, daarmee haal je het Boeddhistisch Dagblad niet.

Mag ik een lans breken voor het gewone? Voor die mensen die af en toe komen mediteren of een mindfulnesstraining volgen en die daardoor geholpen worden om beter met een moeilijke directie op school om te gaan, of om er te zijn voor een dochter die hopeloos aan het puberen is. Of voor die buschauffeur die naar iedere passagier glimlacht.

Dat is voor mij de bestaansreden van het boeddhisme. Het gaat niet over steeds sterkere verhalen en steeds hardere praktijken maar over betrokkenheid en engagement in de wereld waarin we leven, nu.