Word je van meditatie beter?

Word je van meditatie beter? Het is een vraag die mij al vaak gesteld is. Een onmiddellijk antwoord zou kunnen zijn: Meditatie heeft geen doel. Er is geen bereiken en geen niet-bereiken. Vanuit een absoluut of non-duaal perspectief is dat zeker waar. Maar het absolute perspectief wordt al te gemakkelijk misbruikt om lastige vragen uit de conventionele werkelijkheid af te wimpelen.

Hoe je het ook draait of keert, meditatie heeft effecten op mensen. Wat mij daarbij lang verbaasd heeft, is hoe verschillend die effecten kunnen zijn. Vele mensen heb ik in de loop der jaren zien verzachten, maar andere heb ik zien harder worden. Bij sommigen zag ik meer zelfrespect, bij andere een toenemend gevoel van mislukken. Sommige mensen werden toegankelijker, andere onbereikbaar, sommige meer betrokken, andere onverschillig.

Wat mij evenzeer verbaasde is dat als twee mensen zeggen: ‘ik doe zen’, dat dat helemaal niet betekent dat ze hetzelfde doen. In de beginjaren dacht ik in de trant van: ‘meditatie is …’ en iedereen die die zin anders aanvulde dan ik geleerd had, had het dus niet goed begrepen. Dat bleek niet te werken dus ik versmalde naar: ‘zen is …’, maar ook dat werkte niet. En de zin ‘mindfulness is de essentie van boeddhistische meditatie’ was misschien in theorie correct maar in de praktijk slaat hij nergens op omdat zowel ‘mindfulness’ als ‘boeddhistische meditatie’ vlaggen zijn die heel verschillende ladingen blijken te dekken.

En er zijn zelfs tradities die helemaal niet mediteren, ook binnen zen. Toen twee Chinese monniken uit het moederklooster van de Mahakaruna Chan deelnamen aan een sesshin in Steyl, bleek dat voor hen de eerste keer dat ze zoiets deden.

Pali en Sanskriet blijken niet eens één enkel woord voor meditatie te hebben. Er zijn verschillende termen die wij door meditatie vertalen. Een van die woorden is bhavana. De vertaling meditatie verraadt al ons cultureel vooroordeel. Bhavana is afgeleid van bhava, worden, en het betekent iets als ‘tot wording brengen’. Je zou het kunnen vertalen als ‘cultiveren’.

In de Palicanon is er het mooie verhaal van twee asceten die de Boeddha opzoeken (MN 57). De ene heeft als ascetische praktijk de gelofte op zich genomen om zich te gedragen als een hond, de andere als koe. Hun vraag aan de Boeddha is hoe ze zullen herboren worden. De onderliggende gedachte is natuurlijk dat extreme ascese negatief karma uitwist en tot een hogere geboorte leidt.

De Boeddha wil hun vraag eerst helemaal niet beantwoorden, maar ze dringen aan. De Boeddha antwoordt dat als ze hun praktijk van leven als hond of koe tot vervolmaking brengen, dat ze dan zullen herboren worden als hond of koe. Het woord dat hierbij gebruikt wordt is bhaveti, een werkwoordsvorm afgeleid van dezelfde stam als bhavana.

Maar, voegt de Boeddha er aan toe, als ze dit doen met de onjuiste visie dat ze zo in de wereld van de goden zullen herboren worden, dan zullen ze herboren worden in de hel. Beide asceten zijn er het hart van in. De Boeddha sluit zijn antwoord af met een uiteenzetting over karma.

Dit verhaal illustreert heel mooi de manier van onderrichten van de Boeddha. Hij wijst het wereldbeeld van zijn toehoorders niet af maar hij amendeert het. De boodschap is zoals altijd heel pragmatisch: ‘wat je doet, cultiveer je’. En dus: ‘doe wat je wil cultiveren.’

‘Ik doe zen’ of ‘ik mediteer’ heeft niet veel betekenis. De vraag is: ‘Wat doe je op je kussen? Wat juist cultiveer je?’ En: ‘Wat wil je cultiveren, op je kussen en daarbuiten?’ Het zijn vragen die je enkel voor jezelf kunt beantwoorden. Er is niemand anders die kan weten wat je daar nu juist zit te doen. Het simpele principe is: je oogst wat je zaait.

Afbeelding verwijderd.

De Boeddha voegt aan zijn antwoord een merkwaardige draai toe. Als ze hun ascese beoefenen vanuit de onjuiste visie dat ze in de wereld van de goden zullen herboren worden, dan zullen ze herboren worden in de hel. De Boeddha is hier niet minder pragmatisch. Door jezelf te kwellen op grond van valse religieuze aannames en daarvan te verwachten dat je in de hemel gaat komen, maak je van je leven een hel. De verkeerde visie hier is er van uitgaan dat je op een of je op een miraculeuze manier iets anders gaat oogsten dan wat je zaait.

Ik heb nooit iemand ontmoet die is beginnen mediteren met de intentie om in de wereld van de goden herboren te worden. Dat is een vorm van bijgeloof typisch voor het India in de tijd van de Boeddha. Een meer hedendaags westers bijgeloof is dat we door onze beoefening op een miraculeuze manier de verlichting gaan bereiken. Het principe is hetzelfde: de visie dat je iets anders gaat oogsten dan wat je zaait. Zo creëer je een hel van eindeloze frustratie. Het wordt daarbij alleen maar erger als je er op een bepaald moment in slaagt jezelf wijs te maken dat je ‘het’ bereikt hebt.

Een andere populaire verkeerde visie is de gedachte dat het inzicht dat voortkomt uit de meditatie automatisch tot ethiek zal leiden en dat ethiek dus niet expliciet moet beoefend worden. Norman Fischer noemt als een groot tekort in de Japanse zen dat er geen expliciet onderricht over mededogen is. Maar zo te horen heeft zen geen monopolie op de ontkoppeling van inzicht en ethiek.

Verkeerde visie is de vertaling van micchaditthi. Dit staat tegenover de juiste visie, sammaditthi, wat het eerste element van het achtvoudige pad is. Iedere element van het pad wordt voorafgegaan door ‘samma’. We vertalen samma als juist, maar het is een term die uit de muziek komt. Samma betekent harmonisch. De elementen van het pad zijn maar juist in de mate dat ze harmonisch op elkaar afgestemd zijn. De drie groepen van het achtvoudige pad: ethiek, meditatie en inzicht (sila, samadihi, prajna) vormen een harmonisch geheel. Inzicht losgekoppeld van ethiek is daardoor niet langer sammaditthi maar micchaditthi.

Het is echter een illusie te denken dat er een visie of beoefening denkbaar is zonder ethiek. Ook als je de ethiek niet expliciteert, is ze er. De vraag is welke. Het klassieke voorbeeld is de rol van zen in WO II in Japan, waar het o.a. gebruikt werd om kamikazepiloten op te leiden. De beoefening van zen richtte zich op het doorzien van de illusie van zelf en op het inzicht in non-dualiteit. Dit was niet zonder ethiek, integendeel, niet-zelf en non-dualiteit betekenen hier één worden worden met de natie en met de keizerlijke familie. Het was geen ethiek van mededogen, maar een kadaverdiscipline in de meest letterlijke betekenis van het woord. Als micchaditthi kan dat tellen.

Dus als je een praktijk hebt waar de nadruk ligt op inzicht, blijft zich dezelfde vraag stellen: ‘Wat juist cultiveer je?’. En: ‘is er harmonie tussen het inzicht en de impliciete of expliciete ethiek ervan?’.

Dat geldt evengoed voor een praktijk als mindfulness. Dat is de reden waarom ik mindfulness van bij het begin omschreven heb als ‘milde open aandacht’. Zelfs binnen de beperktheid van een achtwekenprogramma in een ziekenhuis is het van belang om van bij de aanvang ethiek, meditatie en inzicht harmonisch op elkaar af te stemmen.

Word je van meditatie beter? Het antwoord is heel eenvoudig: Je zult beter worden in wat je doet. Wat doe je?

 

 

Luister ook eens naar de bijhorende geleide meditatie: cultiveren.