De mening van de Boeddha

Vacchagotta, een asceet, komt bij de Boeddha en vraagt hem: ‘Bestaat er een zelf?’. De Boeddha antwoordt niet. ‘Is er dan geen zelf?’, vraagt hij. Weer antwoordt de Boeddha niet. Vacchagotta staat op en gaat weg. (SN 44.10)

Het is een curieuze passage. De Boeddha die altijd met een mateloos geduld bereid is om op iedere vraag te antwoorden, weet even niet wat te zeggen. Ananda is heel verbaasd. Niet-zelf (anatta) is toch iets waar de Boeddha vaak over spreekt.

De Boeddha verklaart zich nader: ‘Als ik op de vraag of er een zelf is, ja gezegd had, dan zou hij mij ingedeeld hebben bij de essentialisten en als ik nee geantwoord had dan zou hij mij scharen onder de nihilisten. Ook, als ik ja gezegd had zou dat in strijd zijn met het ontstaan van inzicht in niet-zelf, en als ik nee gezegd had dan zou ik hem alleen maar in verwarring gebracht hebben’.

Essentialisme en nihilisme waren metafysische stromingen in de tijd van de Boeddha. Het is duidelijk dat hij daar niet wil mee vereenzelvigd worden. Daarbij zou eender welk antwoord op de vraag Vachagotta op zijn zoektocht eerder gehinderd dan geholpen hebben.

Vacchagotta geeft niet op. Hij komt terug met nieuwe vragen. Hij vuurt ze op de Boeddha af: ‘Bent u van mening dat de wereld eindig is? Bent u van mening dat lichaam en geest één zijn? Bent u van mening dat de Tathagata (de Boeddha) na de dood blijft bestaan? …’ (MN 72) Vacchagotta is een journalist avant la lettre. Hij zit met zijn notaboekje klaar om het antwoord te noteren. De vragen die hij stelt zijn de relevante filosofische vragen uit zijn tijd. Een journalist van nu zou misschien vragen: ‘Gelooft u in God? Is er een leven na de dood? Reïncarnatie? Verlichting? …’.

De Boeddha antwoordt op iedere vraag dat hij daar geen mening over heeft. Vertwijfeld roept Vacchagotta uit: ‘Maar heeft u dan wel over iets een mening?’. ‘Aan meningen doe ik niet’, antwoordt de Boeddha. ‘Ze helpen ons geen stap vooruit. Ze zorgen enkel voor conflict.’

Een monnik, Malunkyaputta, stelt de Boeddha exact dezelfde vragen. Hij zet de Boeddha onder druk: ‘Als u deze keer niet antwoordt, dan stap ik op als monnik en keer ik terug naar het lekenleven’. De Boeddha repliceert met een vergelijking: ‘Stel iemand wordt getroffen door een giftige pijl. Zijn kameraden willen de pijl er snel weer uittrekken. Maar de man weigert. Zolang niemand hem kan zeggen wie die pijl geschoten heeft en waarom, wil hij niet dat hij er uitgehaald wordt’. (MN 63)

Maar wat is dan ‘juiste visie’(samma ditthi, het eerste element van het achtvoudige pad)? Dat is de vraag die Kaccayana de Boeddha komt stellen. (SN 12.15)

De Boeddha antwoordt: ‘De wereld zit in een polariteit van zijn en niet-zijn (essentialisme en nihilisme). Maar als je goed kijkt en ziet hoe de dingen ontstaan dan zie je dat ‘niet-zijn’ niet aan de orde is, als je ziet hoe dingen weer verdwijnen besef je dat ‘zijn’ evenmin van toepassing is. De Boeddha leert een middenweg tussen beide extremen van zijn en niet-zijn.’

Vervolgens legt hij de formule van het afhankelijk ontstaan uit. Hoe de dingen die wij als bestaand beschouwen voortkomen uit onze neigingen en verlangens, en weer ophouden te bestaan als aan die neigingen en verlangens een einde komt.

De Boeddha doet hier iets wat in onze logica niet kan. Iets is of waar of niet waar. Er is geen derde mogelijkheid. Voor de Boeddha zijn waar en niet-waar onhoudbare extremen en is er een middenweg.

Een eenvoudig voorbeeld. Stel je bent verliefd op een meisje (of jongen, vul in voor jezelf), bestaat dat meisje dan? Het is duidelijk dat ‘niet-bestaan’ hier niet van toepassing is. Maar bestaat dat meisje echt? Bekijk het van de andere kant. Stel iemand waar je zelf helemaal niet moet van hebben is smoorverliefd op jou. ‘Wat ziet die in godsnaam in mij?’ Het meisje waar hij verliefd op is bestaat helemaal niet. Dat meisje is een product van zijn verlangen, van zijn verliefdheid. Daar komt hij overigens zelf ook achter wanneer de verliefdheid over is. ‘Bestaan’ is ook niet van toepassing.

De dingen die wij als bestaand beschouwen komen voort uit onze neigingen en verlangens en houden weer op te bestaan als aan die neigingen en verlangens een einde komt. Dat zien, niet als theorie maar in de praktijk is ‘juiste visie’.

De onbestemdheid van de middenweg is moeilijk om mee te leven. We willen zekerheden. We willen weten hoe het is. Voortdurend zie je mensen aan de Boeddha vragen: ‘Zeg het nu, hoe het is’.

Al tijdens het leven van de Boeddha zien we orthodoxieën ontstaan over ‘hoe het is’. De Boeddha heeft er zijn handen vol mee. Na de dood van de Boeddha is het hek van de dam. Zo ontstaan er verschillende strekkingen en scholen die elkaar in een veelkleurig filosofisch landschap bestrijden, alle met hun eigen mening.

Het blijft mij verbazen hoe ook nu die discussies gevoerd worden. Alsof de Boeddha een orthodoxie onderrichtte die je als ‘boeddhist’ aan te nemen hebt, inclusief een hoop oude Indische folklore. Met een strijdtoneel aan meningen tot gevolg.

Daarom heeft het boeddhisme telkens ook weer zijn iconoclasten voortgebracht, die alle gevestigde overtuigingen weer onderuit haalden. Nagarjuna’s traktaat over de middenweg is een commentaar op de Kaccayanasutta. Alle filosofische stellingen uit zijn tijd passeren er de revue. Een voor een toont hij de onhoudbaarheid ervan aan om uiteindelijk bij het afhankelijk ontstaan en de middenweg uit te komen.

Nagarjuna is niet de enige. De Diamant Sutra en de Vimalakirti Sutra ondermijnen ieder vastklampen aan meningen. ‘Weidse open ruimte, niets is heilig’, zegt Bodhidharma tegen de Chinese keizer. Huineng zien we afgebeeld terwijl hij de sutra’s verscheurt. ‘Dood de Boeddha’, schreeuwt Linji. Helaas is wat start als iconoclasme vaak enkele generaties later de nieuwe orthodoxie.
 

In Japan stellen Shinran en Dogen de dogma’s van het verstarde Tendai-instituut in vraag. Het wordt hun niet in dank afgenomen. Shinran wordt verbannen, Dogens klooster wordt in de as gelegd. Meer recent zien we hoe Hisamatsu de gevestigde waarden van de zenhiërarchie in vraag stelt. De bekendste iconoclast in het westerse boeddhisme is wellicht Stephen Batchelor. Het is fascinerend om te zien hoe hij op zijn beurt het hele boeddhistische establishment over zich heen krijgt.

De middenweg is niet gemakkelijk te gaan. We laten ons zo graag bedwelmen door zekerheden. Zoals Vacchagotta en Malunkyaputta willen we het weten en zijn we bereid diegenen te geloven die beweren het te weten. Maar de uitnodiging is om te stoppen met weten, onze geest en ons hart te openen en aanwezig te blijven in die weidse open ruimte waar niets heilig is.