Uitvaren met een schip dat op zee zal vergaan

Het is een van mijn favoriete uitspraken, toegeschreven aan Shunryu Suzuki: ‘Leven is uitvaren met een schip waarvan je weet dat het op zee zal vergaan’.

Citaten zijn tricky. Afgelopen herfst woonde ik een lezing bij van een boeddholoog die aan de hand van citaten van mensen als Jon Kabat-Zinn onomstotelijk aantoonde dat mindfulness als een louter psychologische term gebruikt wordt en niets boeddhistisch of religieus meer in zich heeft, om enkele weken later een boek te krijgen van een theoloog die aan de hand van citaten van mensen als Jon Kabat-Zinn onomstotelijk aantoonde dat mindfulness ‘hartstikke’ religieus is.

In de discussie was het antwoord van beiden hetzelfde: ze hadden hun bronnen toch correct geciteerd. Alsof citeren een synoniem is van begrijpen. Met citaten kun je dus alle kanten op. We zijn zo gewend om leerstellig te denken. Citaten geven een indruk van autoriteit: ‘Ipse dixit’. Je kunt je er achter verschuilen om je eigen mening gewicht te geven.

Het citaat van Suzuki valt in dit opzicht wat tegen. Het zegt enkel dat we sterfelijk zijn. Wat een platitude. Maar als een gevierde zenmeester zoiets zegt, leerstellig als we opgevoed zijn, dan moet daar toch iets meer achter zitten. Misschien wil hij hiermee verwijzen naar de eerste edele waarheid: dit alles is lijden.

Doordat we geleerd hebben religie te denken als leerstellig en autoritair, interpreteren we de ‘vier edele waarheden’ als de dogma’s van het boeddhisme. Maar de Boeddha dacht niet zo dogmatisch. Hij legde het aan iedereen anders uit.

Het lijden (dukkha) is niet het centrale idee van het boeddhisme. Geluk (sukha) is een even courant woord in de Palicanon. Ook de eerste edele waarheid is niet meer dan een platitude. Het is een simpele vaststelling. Er is nu eenmaal lijden. Overigens, als dat niet jouw ervaring is dan heb je er weinig boodschap aan. Geen probleem, er zijn nog interessante dingen in de wereld. Niemand zegt dat je de Boeddha moet geloven.

Het westerse boeddhisme wordt vaker beschuldigd van cherry picking. Vanuit een leerstellige achtergrond wordt de leer van de Boeddha opgevat als een all-in pakket. Je kunt er niet zomaar uitpikken wat je bevalt en lastige elementen zoals reïncarnatie laten liggen. Maar wat is daar mis mee? Voor mij is de Boeddha geen te nemen of te laten autoriteit. Voor mij is de Boeddha een grote bron van inspiratie. Dat betekent niet dat ik alles wat hij zou gezegd hebben, moet geloven. Maar hij inspireert mij wel bij het experiment dat mijn leven is.

Op andere terreinen hebben we daar geen moeite mee. Kort voor kerstmis overleed een van België’s grootste componisten, Luc Brewaeys. Ook hij had zijn leraren. En er waren componisten waar hij van hield en die hem geïnspireerd en beïnvloed hadden. Maar hij schreef wel zijn eigen muziek. Als het over muziek gaat vinden we dat vanzelfsprekend. Als het over religie/levensbeschouwing/spiritualiteit gaat, schieten we in een leerstellige kramp.

Ik ben zelf geen muzikant maar ik hou heel erg van muziek. Ik wil een leraar zien als een muziekliefhebber, die mij heel graag een nieuwe cd wil laten horen, en die blij is als ik het ook mooi vind, maar die niet begint te preken dat ik geen verstand heb van muziek als het mijn ding niet is. En die ook nieuwsgierig is naar mijn cd-collectie, en daar voor hem onverwachte dingen kan in ontdekken.

Ik wil ook geen perfecte leraar maar een mens die worstelt met de maalstroom van het leven, iemand die fouten maakt en stommiteiten begaat, en toch weer probeert. Een perfecte leraar is als perfecte ouders. Dan loop je heel je leven aan te hikken tegen een onbereikbaar ideaal, en het is nog een leugen ook. Een worstelende mens kan mij inspireren. En ik ambieer zelf ook niet om iets anders dan dat te zijn voor anderen.

Hoe kan een platitude als ‘leven is uitvaren met een schip waarvan je weet dat het op zee zal vergaan’ mij inspireren? Is dat niet de zinloosheid zelve? Een ander diep geworteld idee over religie is dat ze het leven zin moet geven. Zonder religie rest alleen nog de totale zinloosheid. Er moet iets achter zitten. Achter de einder moet er iets zijn. Als het schip moet zinken, misschien wordt het dan wel herboren of zoiets. Er moet iets zijn wat achter de grens van het begrip ligt.

Voor mij is de vraag naar de zin van het leven een zinloze vraag. Ik wil mijzelf geen ‘iets daar achter’ aanpraten. Een van de dingen waarin de Boeddha mij inspireert is dat hij dat soort speculaties ook systematisch afwijst.

Er zit toch iets meer dan pure platitude in ‘Leven is uitvaren met een schip waarvan je weet dat het op zee zal vergaan’. Uitvaren is een actief gebeuren. Het is niet van: ‘Hulp, nu zit ik hier op een schip en ze zeggen mij dat het zal vergaan. Kan iemand mij vertellen wat de zin hiervan is?’ Kunnen we zonder illusies, zonder nep-zingeving, het leven aangaan zoals het is? Zonder er iets achter te zoeken? Dat is waar de Boeddha mij in inspireert, om het leven aan te gaan. Met zijn stormen en geneugten, met het lijden en de vreugde ervan.

‘May death find you alive’ is een andere favoriet van mij. Toen ik Luc Brewaeys, met wie ik bevriend geraakt was, kort voor zijn dood vroeg of hij nog altijd muziek in zijn hoofd hoorde, gingen zijn ogen stralen. Praten kon hij niet meer, maar hij knikte heftig ja. Hij had het vroeger al eens gezegd dat hij zou gewild hebben dat het mogelijk was om via EEG muziek in zijn hoofd rechtstreeks uit te printen. ‘May death find you alive’.

Maar is dat niet de dharma aangepast aan een westers ego-gericht hedonisme? Ook dat is een diepgewortelde vooronderstelling. Het is het idee van de erfzonde. Ons verlangen is ten diepste slecht. We hebben een externe instantie nodig om ons op het rechte pad te houden. Als je het aan de mens zelf overlaat, loopt het mis. Het is een grimmig mensbeeld, geworteld in een diep wantrouwen.

Het is niet het mensbeeld dat ik bij de Boeddha aantref. Uiteraard worden we gedreven door begeerte, afkeer en verwarring. Maar dat is niet het enige. In de mate dat we ons daarvan vrijmaken, is er liefde, mededogen, vreugde en onbevangenheid. Ook dat is evengoed onze natuur. Het is onze menselijkheid. En de meeste mensen zijn nog altijd menselijk.

De filosoof Leo Apostel stelde voor ieder leven te zien als een experiment in ethiek, een experiment in menselijkheid. Op die manier inspireert Shunryu Suzuki’s uitspraak mij: laat ons bereid zijn uit te varen met het schip dat op zee zal vergaan en zonder illusies het leven aangaan met zijn stormen en geneugten, met het lijden en de vreugde ervan, met vallen en opstaan, als menselijke mensen, met de liefde, het mededogen, de vreugde, en de onbevangenheid die onze natuur is.