Wat nooit overgaat

Enige tijd geleden, na een lezing over de klimaatproblematiek, sloot Matthieu Ricard zijn verhaal uitdagend af met: ‘Er is een geheime mantra die ik van mijn leraar geleerd heb. Ik weet zelfs niet of ik wel de toelating heb om hem door te geven: “Ik kom niets tekort”. ’ (Je n’ai besoin de rien.)

Heel mooi, maar ik had er toch een dubbel gevoel bij. Het is zo gemakkelijk mis te verstaan. Het kan zalvend en moralistisch overkomen. Ik moest terugdenken aan een vrouw die door haar man geslagen werd en van haar meditatieleraar te horen kreeg dat ‘alles goed is zoals het is en dat er niets moet gebeuren’. Ik kan mij niet voorstellen dat die leraar dat zo bedoeld heeft, maar het feit dat het zo gehoord kan worden, moet ons tot nadenken stemmen.

Stel je voor dat iemand op het strand in Italië of Griekenland gaat staan, op Kos of Lampedusa, met een spandoek: ‘U komt niets tekort’. Of een psycholoog in een ziekenhuis bij een ernstig zieke patiënt: ‘Ik heb een mooie mantra voor u …. ’ Had Matthieu Ricard zijn geheime mantra misschien toch maar beter voor zich gehouden?

Dit is niet de manier waarop het boeddhisme met lijden omgaat. Lijden vraagt niet om zalven en moraliseren maar om mededogen. Mededogen betekent dat je bereid bent het lijden te zien en te doen wat nodig is. Misschien kun je bijdragen tot een oplossing, misschien niet, maar ook dan blijf je aanwezig. Geen flauwekul alsjeblief.

Maar misschien is het niet dat wat deze ‘mantra’ bedoelt. Misschien is er iets anders aan de hand.

Ik herinner mij een man met kanker die voor zijn leven gevochten had, met succes. Na een lange en op zich levensgevaarlijke behandeling was hij door zijn artsen genezen verklaard. Iedereen verwachtte dat hij dolgelukkig zou zijn. Dat was hij ook, heel even. Binnen de week merkte hij dat hij zich weer begon te ergeren aan dat muurtje dat zijn buurman 20 cm te hoog gebouwd had.

Het leven nam weer zijn gewone trant, inclusief alle ergernissen en tekortkomingen. Hij was er zelf heel verbaasd over. Hij vond dat hij alleen maar gelukkig mocht zijn nu. Maar zo werkt onze geest blijkbaar. Er is iets wat nooit overgaat.

Stel dat je uit een relatie komt waar je mishandeld werd, en je vindt een nieuwe partner, die heel lief en begripvol is, een fantastisch iemand. En toch, toch ben je niet onverdeeld gelukkig. Er is altijd iets dat blijft, een hunkering, een tekort dat nooit opgevuld wordt.

Stel dat er helemaal geen probleem is. Er is nooit iets ergs gebeurd, het gaat je voor de wind, je hebt succes in je werk, je hebt een lieve partner, je kinderen doen het goed op school, je hebt alle reden om gelukkig te zijn … En toch, toch blijft er iets onbevredigd, iets onbenoembaar, een spanning die altijd blijft, iets wat nooit overgaat …

De Boeddha noemde het ‘tanha’ (dorst.) Wij noemen het hier ‘tekort’, Matthieu Ricard noemt het in het Frans ‘besoin’, David Loy heeft het in het Engels over ‘lack’. Het is nooit compleet, er blijft altijd een gemis. Waar blijven we met dat gemis?

In de vier edele waarheden noemt de Boeddha de dorst als de oorzaak van lijden. Dat is een vreemde formulering. Er staat niet: ‘dorst is lijden’ maar ‘dorst is de oorzaak van lijden’. Wat is dan de causale relatie tussen dorst en lijden? De Boeddha is een pragmaticus. De relatie tussen dorst en lijden is mijn gedrag. Het is door hoe we met die dorst omgaan, dat we lijden veroorzaken.

Het eerste wat we doen met dat tekort dat we ondanks alles blijven voelen, is een verklaring zoeken. Als ik niet meteen een verklaring vind, als ik van mezelf vind dat ik geen enkele reden heb om ongelukkig te zijn, dan ga ik mezelf verwijten en begin ik te moraliseren. De huidige happinessrage doet er volop aan mee. We mogen niet langer ongelukkig zijn.

Erger af ben ik wanneer ik wel een reden vind om ongelukkig te zijn. Dan is het omwille van wat ik meegemaakt heb in mijn jeugd, of omwille van mijn gezondheid, of omwille van de kansen die ik gemist heb. Dat is een misverstand. Want ook als alles goed gaat, is er iets wat nooit overgaat. Zo blijven mensen soms levenslang in therapie, denkend dat ze een traumatisch gebeuren nog steeds niet goed verwerkt hebben, niet beseffend dat ze vechten tegen iets wat nooit overgaat. Zo zetten we onszelf compleet vast.

Door vanuit dit misverstand te handelen gaan we nog meer lijden veroorzaken. Het boeddhisme kent het systeem van de vijf boeddhafamilies, elk aangeduid door zijn eigen kleur.

In de witte familie proberen we alle ongenoegen en pijn weg te werken door onze geest te benevelen. Sex and drugs en rock and roll. Als we dronken zijn is het even weg. Even voelen we het knagend tekort niet meer. Even, tot we ’s anderendaags wakker worden.

In de gele familie proberen we de leegte in te vullen door zoveel mogelijk te vergaren. Hoe lang zijn we blij met een loonsverhoging, met een duurdere bedrijfswagen, een duur cadeau, een nieuw kapsel? Even, heel even.

In de rode familie hopen we dat iemand ons gelukkig zal maken. Als ik haar/hem (vul in volgens jouw seksuele voorkeur) kan krijgen zal ik gelukkig zijn. We beloven het elkaar bij de eerste kus, op onze trouwdag. Tot het weer begint te knagen.

In de blauwe familie ergeren we ons blauw aan alles wat er misloopt in de wereld. We zijn zeker van ons stuk. We verkondigen het, we schreeuwen het uit, we staan ervoor. In ons gelijk is het even weg, voelen we ons sterk en onkwetsbaar, even.

In de groene familie werken we ons te pletter. Iets bereiken kan een geweldige kick geven, of het nu op ons werk is, in het sporten, een intensieve retraite. Er is een wow-gevoel, even. Dan zet de sleur weer in, of de burn-out.

Het is een tragisch misverstand. Het heeft niets met moraliseren te maken. Op zich is er niets mls met sex and drugs en rock and roll, wel met het veroorzaken van lijden. Soms krijgen we de dorst, het tekort, het gemis even weg, even. Het is lenen om onze schulden af te betalen. Er is iets wat nooit overgaat.

Het is een misverstand. Avidya heet het in het boeddhisme, een verkeerd weten. Het tekort zal nooit weggaan, de spanning zal niet ophouden. Maar wat moet ik dan doen als het nooit overgaat? Aanvaarden? Fatalistisch worden? Alles is lijden?

De spanning die we kunnen ervaren als een tekort zal nooit overgaan om de eenvoudige reden dat het de energie is die ons doet leven. Ze moet niet weggewerkt worden. Het is de bron van alle levenskracht.

We hoeven ze niet te bestrijden, integendeel, ze voedt ons. Als we die spanning niet langer op allerlei manieren proberen weg te werken, ontstaat er iets heel anders.

Ze geeft ons de energie en de moed om te komen zitten, en in plaats van alles weg te werken, te kijken, ruimte te maken voor wat zich aandient. Ze geeft ons de moed om niet gulzig te vergaren maar onze overvloed te delen. Wat is er mooier dan het mooiste wat je hebt te delen? Het is een vreugde die nooit overgaat.

In plaats van te verwachten dat de ander mij gelukkig moet maken geeft ze ons de energie om ieder levend wezen in zijn eigenheid bestaansrecht te geven. In plaats van te verzuren helpt het ons om glashelder onder ogen te zien wat er gebeurt, wat er misloopt en wat goed gaat. In plaats van ons te pletter te werken, of bij de pakken te blijven zitten, geeft ze ons de moed om de mouwen op te stropen en te doen wat heilzaam is.

In plaats van een bron van lijden, is het een bron van vreugde die nooit overgaat.