Met heel je wezen

'De hersenen zijn ons belangrijkste orgaan, volgens ... de hersenen.
En het belangrijkste deel van de hersenen is het spraakcentrum, volgens ... .’

Tijdsgewrichten worden gekenmerkt door modes. Soms vinden op zich totaal ongerelateerde modeverschijnselen elkaar, meditatie en hersenonderzoek bij voorbeeld.

Groot nieuws! Mediteren blijkt veranderingen in de hersenen te veroorzaken. Daarom moeten we met zijn allen aan de meditatie.
Groot nieuws? Alles wat we doen veroorzaakt veranderingen in de hersenen. Dat geldt ook voor rekensommetjes oplossen, muziek spelen, piekeren, bingewatchen … Noem maar op.

Een mode zegt op zich niets over de waarde van het fenomeen dat in de mode komt. Meditatie en hersenonderzoek zijn in mijn ogen beide heel waardevol en de hype doet daar niet altijd recht aan, integendeel zelfs.

We hebben in het Westen een merkwaaardige relatie met onze hersenen. We identificeren er ons mee. We zijn onze hersenen. Als je hersendood bent, ben je wettelijk overleden, ook als je hart nog klopt.

Het is voor mij niet duidelijk waar dat proces van identificatie vandaan komt. Aziaten zullen zich eerder met hun hart identificeren. Maar de facto zijn er niet veel organen die we echt kunnen missen. Waarom zijn we niet onze huid, of onze nieren?

De hersenen op zich kunnen niets. Het brein is een soort computer die de input en output van ons organisme integreert. Maar stel dat je de computer uit een kerncentrale zou stelen en in je huiskamer plaatsen. De hele onderneming zal heel veel energie kosten en geen calorie opleveren. Zonder ons lichaam zijn de hersenen machteloos en betekenisloos.

De wetenschap heeft de laatste jaren veel geleerd over de werking van de hersenen. Het brein is een fascinerende en vreemde constructie. Het is een computer die bestaat uit verschillende processoren die allemaal een verschillende architectuur hebben. Er is geen gemeenschappelijke taal of programma. Er zijn wel onderlinge connecties maar er is nergens iets wat op een centrale processor lijkt.

Dat betekent dat we nauwelijks op de hoogte zijn van wat er zich in onze hersenen afspeelt. Sommige dingen komen we maar te weten door ons eigen gedrag te observeren. Stel je loopt op straat en je kijkt naar een mooie jongen of meisje (vul in voor jezelf). Ik ben mij daar maar van bewust op het ogenblik dat ik mijzelf dat zie doen.

Als we ons met iets identificeren is het wel met het deel van onze hersenen dat zich van taal kan bedienen. Het is onze woordvoerder. Maar als iemand mij vraagt waarom ik naar dat meisje kijk dan heeft mijn woordvoerder daar geen weet van.

Hij kan een antwoord verzinnen. Het is ten slotte de woordvoerder. Misschien ontkent hij het ronduit. Of hij beweert dat ik er niets mee te maken heb. Of hij verzint een heel andere verklaring.

Misschien passeert op dat moment mijnheer Darwin die mij weet uit te leggen dat ik naar dat meisje kijk omdat ik mij wil voortplanten. Wablief! Ik wil mij helemaal niet voortplanten. Misschien passeert op dat moment mijnheer Freud die mij zegt dat dat onbewust is en dat ik daar weerstand tegen heb en dat ik in psychoanalyse moet.

Beide heren schrijven mij motieven toe waar ik mezelf niet in herken. Wat er ook van aan is, de woordvoerder gedraagt zich alsof hij de CEO van het bedrijf is en hij voelt zich geaffronteerd als blijkt dat er een beslissing genomen is buiten hem om.

Dit wordt vaak gezien als het neurologisch argument tegen het bestaan van een vrije wil. Zeker, de woordvoerder zit niet aan het stuur. Maar eerder dan een argument tegen de vrije wil is het een bevestiging van het feit dat er geen centraal zelf is. De Boeddha zei het al, en de filosoof Hume. En ook de neurofysiologie wist dit al lang. Er zit in ons brein geen ‘homunculus’ die alles coördineert.

Toch zijn we verantwoordelijk voor ons gedrag, worden we beoordeeld op ons gedrag en dragen we de gevolgen van ons gedrag. Toch zijn we autonoom, in de meest letterlijke betekenis van het woord autonomie. We functioneren volgens onze eigen (autos) wetmatigheid (nomos).

Het is een biologisch gegeven. Uit een pompoenpit kan een pompoen groeien, maar geen tomaat. Dat is de eigen wetmatigheid van de pompoen.

Een pompoen groeit niet in isolatie. Uit een pompoenpit kan maar een pompoen groeien in interactie met een omgeving waarin hij kan gedijen. Maar welke omgeving ook, er zal nooit een tomaat uit voortkomen.

Waarom mediteren we? Onze woordvoerder heeft een bevredigende uitleg nodig. Religieuze theorieën doen het niet meer. Ze zijn zelfs contraproductief geworden. Met wetenschappelijke theorieën voelt onze woordvoerder zich beter op zijn gemak. Dus mediteren we omdat het iets doet met onze hersenen. Zo sussen we onze woordvoerder.

Maar mediteren doen we niet met onze hersenen, of toch niet alleen met onze hersenen. Mediteren doen we met heel ons wezen. Met wat we kunnen benoemen en met wat aan de taal ontsnapt. Daarom zitten we in stilte. Niet dat de woordvoerder er niet bij hoort. Hij heeft zijn functie en zijn plaats, maar niet in de centrale positie.

Mediteren doen we met heel ons wezen en we creëren een ruimte, een omgeving waarin ons wezen, ons autonome wezen kan gedijen. Zoals een pompoenpit, maar dan met onze menselijke natuur. We cultiveren onze menselijkheid.

En we mediteren niet alleen. Zelfs niet als we alleen zitten. Samen creëren we met en voor elkaar die omgeving die we nodig hebben, om te kunnen gedijen. Het is onze natuur, ook al ontsnapt het grootste deel daarvan aan wat ik kan benoemen. Ik doe het gewoon. We doen het gewoon. Er is geen uitleg voor.