Wat is genoeg?

Meen je dat, dat de bereidheid om te kijken genoeg is? Is het niet eerder alleen maar een voorwaarde om tot inzicht te komen? Het kan toch niet dat de bereidheid zelf al de basale ommekeer is, dat er verder niets te bereiken valt? Is dat niet te simpel?

Het boeddhisme kent inderdaad allerlei lijstjes van te bereiken stadia. Een van de meest bekende zijn de jhana’s. Het zijn stadia van verdieping in de meditatie. Soms zijn het er vier, soms acht, soms voegt de Boeddha er nog een negende aan toe. In de Maha-Maluk­ya-Sutta (M 64) noemt hij ze alle negen. Bij ieder stadium zegt de Boeddha dat de beoefenaar van daaruit tot bevrijding kan komen, tenzij hij bevangen wordt door passie en fascinatie voor dit fenomeen (dhammarāgena tāya dhammanandiyā) .

Het merkwaardige is dat je vanuit ieder stadium tot bevrijding kunt komen, al van het eerste. Ook al is er duidelijk een hiërarchie in de verschillende stadia, je moet ze niet allemaal doorlopen te hebben. En ieder stadium, ook het hoogste, is een potentiële valkuil. Als je erdoor gefascineerd raakt, zit je vast.

WielewaalIk heb als kind ooit een wielewaal gezien. We kwamen terug uit vakantie aan zee en in de kersenbomen in de tuin zaten wielewalen. De volgende dag waren ze weg. De wielewaal is een zeldzame en schuwe vogel. Ik merk dat ik nog altijd een beetje trots ben dat ik er een gezien heb. Dat is absurd want ik heb er geen enkele verdienste aan. Maar mijn geest heeft de neiging om mij die ervaring toe te eigenen.

Het is met mediteren niet anders dan met vogels. Als je al jaren mediteert en uren op een kussen hebt doorgebracht, dan heb je natuurlijk van alles gezien en ervaren. Sommige ervaringen zijn banaal, saai zelfs. Soms is het iets van ‘wow, dit is geweldig’. Sommige ervaringen maak je, net als de wielewaal, misschien eenmaal in je leven mee.

Hier loop je hetzelfde risico, dat je je die ervaringen gaat toe-eigenen. Bij heel erg ‘wow’-ervaringen kun je het gevoel hebben dat al die uren van verveling en afzien op je kussen, eindelijk wat opgeleverd hebben.

Dit proces van toe-eigenen is exact hoe we een gevoel van ‘ikzelf’ creëren. In plaats van ons te bevrijden, kunnen dergelijke ervaringen ons nog meer vastketenen aan ons zelf. In plaats van bereid te zijn om te kijken, zijn we weer aan het toe-eigenen en uitsluiten.

Om die redenen was het in de tijd van de Boeddha voor monniken een ernstig vergrijp om zich beroepen op een of andere ervaring. Bogen op wat je zelf bereikt hebt, is het voor iedereen zichtbare bewijs van vasthouden aan de illusie dat er een zelf is dat onafhankelijk bestaat van al wat niet zelf is.

Om diezelfde reden eindigt ieder mahayana-ritueel met een ‘overdracht van verdienste’. Als het mij wat opgeleverd heeft dan geef ik het meteen door voor het welzijn van alle levende wezens.

Uiteraard kan meditatie je wat opleveren. Je kunt er bijvoorbeeld rust in vinden. Je geest reflecteert je leven. De enige manier om je geest rustiger te maken is je leven rustiger maken. Als je een tijdje gaat stilzitten is er een grote kans dat, vroeg of laat, ook je geest rustiger wordt. Soms na enkele minuten al, soms maar na een retraite van enkele dagen, en soms niet.

Die rust is mooi meegenomen in onze al te drukke levens. Maar als je op retraite vertrekt met de bedoeling om rustig te worden, dan is het gedaan met de bereidheid om te kijken. Dan zit je te wachten op iets wat moet komen.

De bereidheid om te kijken is dus ook de bereidheid om niet te weten. Je kunt niet weten wat er zal komen. Ook als je meestal rustig wordt bij het mediteren, kun je toch plotseling overvallen worden door verdriet, angst, woede…. Dat betekent niet dat het niet lukt, dat betekent alleen dat je deze keer overvallen wordt door verdriet, angst, woede….

Mediteren is helend. Als je zit met je verdriet, met je angst, met je woede… en je bent bereid om ernaar te kijken, dan kun je de ervaring hebben dat de pijn verzacht en heelt. Maar soms denken mensen dat de meditatie niet goed is, als al die moeilijke gevoelens niet komen. Een mens is ook nooit tevreden.

Iets wat een bijzondere inspanning vraagt kan een enorme boost van energie geven. Je kunt het hebben bij iedere activiteit waarbij je jezelf moet overwinnen, tegen je angst, je pijn, je vermoeidheid in. Of het nu benji-springen is, of een zware trektocht of een harde retraite, het geeft een ‘wow’ als je het gedaan hebt. De verleiding is heel groot om je die ervaring meteen toe te eigenen. Het probleem is dat dit soort ‘wow’s heel leeg zijn. Ze stellen niet meer voor dan ‘kijk eens wat ik gedaan heb’. De volgende keer moet het dan nog zwaarder.

Dat betekent niet dat die ‘wow’ er niet mag zijn en dat je er niet zou mogen van genieten. Als dat niet zou mogen, dan zijn we weer aan het uitsluiten. Zolang we de ‘wow’ zien als een ‘wow’, blijven we ons bewust van de relativiteit ervan en is er weer de vrijheid om ons door het open veld van de ervaring te bewegen zonder erdoor bevangen te raken.

Je kunt ook, als getroffen door een bliksemschicht, overvallen worden door een ervaring waarbij alles op zijn plaats blijkt te vallen en je de hele wereld ervaart als een eenheid, vol van liefde en mededogen. Het is een veel voorkomende zeldzame ervaring. Zeldzaam omdat maar enkele mensen ze eens ervaren. Veel voorkomend omdat je ze vaak in de literatuur beschreven ziet, of het nu Paulus is op weg naar Damascus of Yamada in de trein naar Kamakura.

Dit soort ervaringen kunnen heel betekenisvol zijn. Ze kunnen je leven veranderen. Misschien voel je de jaloezie nu al opkomen. ‘Als ik dat nu eens kon meemaken!’ Er wordt wat afgeroddeld in sommige zenkringen over wie wel of niet een dergelijke ervaring gehad heeft, of er misschien al een glimp van gezien. Het is een eindeloze bron van concurrentie en naijver onder leerlingen en leraren. Een ervaring op zich kan nooit de basale ommekeer zijn. Zoals bij alle ervaringen: zodra je ze gaat toe-eigenen, zit je vast.

Waarom is dit belangrijk? Het uiteindelijke criterium in het boeddhisme is lijden. ‘Ik onderricht alleen over het lijden en het opheffen van lijden’, zei de Boeddha. Het is door dat verkrampt vastgeketend zitten aan ‘staat mij aan’ en ‘staat mij niet aan’ dat we lijden veroorzaken.

Het zijn niet de ervaringen die ons bevrijden, maar hoe we ermee omgaan. Hoe waardevol bepaalde ervaringen ook mogen zijn, zodra we ze ons toe-eigenen zijn we weer verder van huis. Bereid zijn om te kijken betekent die kramp loslaten. Dat leidt niet tot bevrijding, dat is bevrijding.