Wat is misbruik?

Op twitter circuleert een zin uit mijn laatste boek: ‘Een leraar kan nooit meer macht hebben dan de leerlingen bereid zijn hem te geven.’ Inderdaad, maar als je de zin naakt en zonder context neerzet, lijkt het allemaal zo eenvoudig. In de context van het recente en zoveelste schandaal van grensoverschrijdend gedrag door een boeddhistische leraar, zou je een zin als deze zelfs kunnen misbruiken om de slachtoffers te culpabiliseren. Je had de dader dan maar niet die macht moeten geven. Zo eenvoudig is het helaas niet.

We nemen gemakkelijk woorden in de mond als misbruik, grensoverschrijdend gedrag, seksueel of psychisch geweld. Maar het is niet steeds even duidelijk wat we met die woorden bedoelen. Welke grens wordt overschreden, vroeg iemand zich af, die van de wet, die van een gedragscode? Codes en wetten zijn zeker nodig. Seksueel contact met een kind is altijd een misdrijf, wat ook de omstandigheden. Als een arts een relatie aangaat met een patiënt is dat een inbreuk op de deontologische code. Maar met wetten en codes kun je niet meer dan het topje van de ijsberg vatten. Veel blijft verborgen.

En waarom wordt er enkel over seksueel misbruik gesproken? Soms krijg je de indruk dat we meer op sensatie belust zijn dan dat we begaan zijn met de slachtoffers. Ik heb ooit aan een leraar proberen uit te leggen dat als ik als arts met mijn patiënten zou omgaan zoals hij met zijn leerlingen, dat ik dan een groot probleem zou krijgen met de tuchtcommissie. Het ging daarbij niet over seksueel contact maar over hulp in het huishouden, klussen, babysitten. De leraar zag daar geen graten in. In zijn traditie was dit soort dienstbaarheid inherent aan het leerling zijn. Ik heb daar grote moeite mee. Voor een arts of psychotherapeut zou het een ernstige grensoverschrijding zijn. Mag een boeddhistische leraar dan alles behalve seks?

Grensoverschrijdend gedrag gaat veel verder dan wetten en regels. De grens is die van de persoonlijke integriteit van de ander. Ik ken geen sluitende definities van geweld of misbruik. De pragmatische definitie die ik voor mezelf hanteer is: het geen bestaansrecht toekennen aan het perspectief van de ander. Kort door de bocht betekent dit: ‘het kan mij geen bal schelen of jij het niet leuk vindt of niet, ik wil het omdat ik het leuk vind.’

Er zijn twee manieren om met iemands kwetsbaarheid om te gaan. In een relatie van misbruik is de kwetsbaarheid van de ander de plek waar je moet zijn. Daar kun je hem raken. Daar kun je zijn grens overschrijden. In een respectvolle relatie is de kwetsbaarheid van de ander de plek waar je halt houdt, waar je zo nodig de ander gaat beschermen.

Grensoverschrijdend gedrag kan heel duidelijk zijn, maar ook heel subtiel. Seks afdwingen onder dreiging van een wapen is heel duidelijk. Maar als iemands kwetsbare plek zijn of haar onzekerheid is en je gaat op iemand inpraten van: ‘Je bent zo een bijzonder iemand, je hebt zo een diepe ziel …’ Tot je iemand zo gek krijgt dat ze op al je avances ja zegt. Dan is er helemaal geen wet die overschreden wordt, dan is er strikt genomen sprake van wederzijdse toestemming, maar uiteindelijk is het nog steeds misbruik. En de ander zal zich, zodra de roes voorbij is, ook misbruikt voelen, en beschaamd, want voor onze emotionele kwetsbaarheid schamen we ons. Die schaamte maakt ons nog kwetsbaarder.

Niemand voelt zich beschaamd dat zijn huid niet kogelvrij is. Niemand ziet er graten in dat de politie kogelvrije vesten draagt. Als we de vraag stellen hoe een slachtoffer van seksueel of psychisch geweld zich had kunnen beschermen, riskeren we het verwijt dat we de verantwoordelijkheid bij het slachtoffer leggen in plaats van bij de dader. Maar we zeggen toch ook niet tegen onze kinderen: ga maar mee met iedere volwassene, het is niet jouw verantwoordelijkheid als hij je misbruikt. Het is belangrijk om onze kwetsbaarheid onder ogen te zien en ernstig te nemen.

Waar zit onze kwetsbaarheid als leerling tegenover een boeddhistische leraar? In de eerste plaats in het misverstand van te denken dat we het niet goed doen, dat we het allemaal nog niet begrepen hebben, en het daarbij horende misverstand dat de leraar het wel allemaal begrepen heeft en wel goed bezig is.

Hoeveel hedendaagse boeddhistische literatuur praat ons niet het gevoel aan dat we het niet goed doen? We hebben te veel ego, we zitten nog vast aan onze gehechtheden. Als je de oudste boeddhistische teksten leest zie je de Boeddha nooit die toon aanslaan. De Boeddha spreekt altijd heel feitelijk. ‘Door het ontstaan van dit, ontstaat dat.’ Hij antwoordt op vragen, of hij geeft heldere instructie. De Boeddha zit nooit met een opgeheven vingertje te zwaaien dat we het allemaal niet goed doen.

De klassieke dooddoeners zijn ‘gehechtheid’ en ‘ego’. Op de site van Sweeping Zen staat een schrijnend gedicht van een van de leerlingen van Sasaki Roshi.

Roshi, you are a sexual abuser
“Come” you say as you pull me from a handshake onto your lap
“Open” you say as you push your hands between my knees, up my thighs
fondle my breasts
rub my genitals
french kiss me

I told you I don’t like it.
I asked you why you do this?
You said, “nonattachment, nonattachment, you nonattachment

Het zoeken naar ego-afbraak zou volgens een auteur een essentieel element zijn, niet alleen van het boeddhisme maar van veel religieuze ideeën en praktijken, lees ik in het BD. Als illustratie staat er een tekst uit de Palicanon bij.

Alle verschijningsvormen zijn vergankelijk
Alle dingen die vergankelijk zijn strekken uiteindelijk tot leed
Alles is instabiel, zonder blijvende essentie, zonder ‘zelf’
Dit zijn de drie karakteristieken van het bestaan

Ziet niemand de flagrante contradictie? Het oudste boeddhisme heeft niet eens de notie van een ego zoals we dat woord nu gebruiken, laat staan dat we het zouden moeten afbreken. Anatta, niet-zelf, is een karakteristiek van alle verschijningsvormen. Het is een uitgangspunt, niet iets dat moet worden bewerkstelligd. Maar het kan een krachtig wapen worden in de handen van een leraar. Alles wat je doet en denkt is een expressie van je ego dat nog moet afgebroken worden. Op die manier wordt misbruik zelfs inherent aan het boeddhisme. Het perspectief van de ander is niet iets dat bestaansrecht moet krijgen, maar dat zo krachtig mogelijk moet afgebroken worden. Het verzet van de leerling daartegen is niet meer dan zijn eigen ego.

Het kan een cultuur worden in een sangha. Klagen bij je medeleerlingen bevestigt dan alleen maar dat je ongelijk hebt en hoever je nog van echte egoloosheid verwijderd bent. We denken dat het zo hoort. De leraar doet alleen maar wat zijn leraar met hem gedaan heeft. Door leerling te worden heeft de leerling hem daar toestemming toe gegeven. Zo werkt het.

Wees je eigen leraar zeggen we dan. Het lijkt de ultieme erkenning van je eigen perspectief. Maar als ik graag jouw recept voor appeltaart wil leren, dan verwacht ik niet dat je mij antwoordt: ‘wees je eigen leraar’. Dan wil ik dat je het mij leert, of aangeeft dat je het voor jezelf wil houden, of dat je toegeeft dat je het ook niet weet. ‘Wees je eigen leraar’ kan het definitieve einde betekenen van iedere notie van leraarschap. Maar als ik naar mijn eigen leven kijk: ik heb van zoveel mensen geleerd. Dat had ik ook niet willen missen.

‘Wees je eigen leraar’ wordt snel een paradox waar heel autoritaire leraren je de kop mee inslaan. Als je een antwoord wil: ‘wees je eigen leraar’. Vind je je eigen antwoord: ‘dat is weer je ego’. Paradoxen zijn stijlfiguren die kunnen helpen om in gewone taal uit te drukken wat in gewone taal niet uit te drukken is, net als metaforen en hyperbolen en andere stijlfiguren die we in een dichterlijke taal kunnen terugvinden. Maar ze kunnen ook misbruikt worden als een double bind waarmee de leraar de leerling telkens weer in de kwetsbare positie weet te houden.

We vinden ook dat misbruik sneller gemeld had moeten worden, door het slachtoffer, door andere betrokkenen en verantwoordelijken. ‘Ík zou niet met mezelf kunnen leven als ik gezwegen had’ zegt een advocaat. Zoals gewoonlijk staan de beste stuurlui aan wal. De realiteit is dat er ondertussen nogal wat mensen verder te leven hebben met zichzelf en met het feit dat ze gezwegen hebben, of dat ze gesproken hebben en niet gehoord zijn, of gesproken en met de grond gelijk gemaakt zijn.

Nico Tydeman beschrijft in zijn boek over transmissie hoe zijn leraar er mee dreigde om hem zijn bevoegdheid als leraar te ontnemen als hij zich niet voegde. Zo verging het mij jaren geleden toen ik een leraar op zijn gedrag wou aanspreken. Ik had moeilijk met mezelf kunnen leven als ik dat niet gedaan had. Het effect was dat ik prompt publiekelijk geëxcommuniceerd werd, uit de sangha waar onze groep bij hoorde en uit de BUB. Iemand die een conflict heeft met zijn leraar is niet geschikt om les te geven over boeddhistische ethiek werd mij daar gezegd. Wie bewaakt de leraar?

Gaan we dit oplossen met regelgeving en gedragscodes? Het boeddhisme heeft een 2500 jaar oude gedragscode die aan duidelijkheid niets te wensen overlaat. Dat heeft helaas niet voorkomen wat er allemaal gebeurd is. Naast codes hebben we behoefte aan transparantie. ‘Een leraar kan nooit meer macht hebben dan de leerlingen bereid zijn hem te geven.’ Daarvoor is nodig wat nu gebeurt: dat mensen durven spreken, dat aan het licht komt wat al die tijd verborgen is gebleven, dat de mechanismen blootgelegd worden. Die transparantie lijkt mij de beste preventie.