Westers boeddhisme in een radicaal veranderd levensbeschouwelijk landschap

De Amerikaanse zenleraar Norman Fischer stelt in een artikel over wat hij ‘unaffiliated buddhists’ noemt: 'Religion is evolving under our noses, but we are not noticing it because we are stuck on old forms and old terminologies.' (Shambala Sun, Spring Issue 2010)

Boeddhisme en religieuze identiteit 

In het Westen zijn levensbeschouwingen steeds gebonden geweest aan een volk. De God van de joden was de God van het volk. Dit zorgt voor een link tussen levensbeschouwing en identiteit en daarmee ook voor de steeds terugkerende vraag naar getalsterkte. Voor het Westen is dit zo vanzelfsprekend dat we ons nauwelijks realiseren dat dit cultureel bepaald is.  

In het Oosten daarentegen waren het doorgaans enkel de 'professionals', leraren, monniken en priesters, die een levensbeschouwelijke identiteit hadden, terwijl de 'cliënten' vrij gebruik maakten van de diensten van alle tradities, soms met een zekere voorkeur, vaak ook zonder goed op de hoogte te zijn van de specifieke verschillen. 

Waar het Westen godsdienstoorlogen gekend heeft die in wezen oorlogen waren tussen volkeren of bevolkingsroepen met een levensbeschouwelijke identiteit, bleven ideologische conflicten in het Oosten beperkt tot conflicten tussen professionals. (Wat oosterse volkeren uiteraard niet belette om andere excuses te zoeken om oorlog te voeren.)

Onder invloed van de monotheïstische religies zien we ook in het Oosten het idee van religieuze identiteit ontstaan. Tegelijkertijd is in het Westen het idee ontstaan van een religiositeit of spiritualiteit die niet gebonden is aan een instituut.

In België definiëren we om die reden de boeddhistische gemeenschappen als: zij die het onderricht geven en zij die er van wensen te genieten. Strikt genomen hebben enkel de leraren de identiteit boeddhist. Degenen die van het onderricht wensen te genieten hoeven helemaal geen boeddhist te zijn. De term ‘unaffiliated’ of ongebonden boeddhist is in die zin een oxymoron dat verwijst naar de situatie zoals in het boeddhisme eigenlijk altijd geweest is.

Er is een tussengroep van ernstige studenten die zich expliciet naar het boeddhisme engageren. Dat is moeilijk denkbaar buiten een sangha of leraar. Je zou het woord boeddhist enkel voor die groep kunnen gebruiken, maar dat verengt het terrein en creëert 'ongebonden' boeddhisten die zich dan ook weer willen laten gelden.

Daarom is het correcter de term boeddhist te vermijden en bij voorkeur het adjectief te gebruiken: boeddhistische monnik, boeddhistisch leraar, boeddhistisch student of beoefenaar... 

Bricolage 

De veranderde ervaring van religie leidt tot heel wat begripsverwarring. Woorden als religie, levensbeschouwing, geloof, overtuiging, spiritualiteit verliezen iedere vanzelfsprekendheid. 

Er is atheïstische spiritualiteit en niet-confessionele religie. Sommige mensen noemen zich religieus maar niet gelovig of gelovig maar niet behorend tot een kerk of instituut. Het woord spiritualiteit wordt geherdefinieerd als een beleving die niet meteen naar een bepaalde religie moet verwijzen. Psychologen accapareren het woord en introduceren de notie spirituele intelligentie...

Het zijn allemaal voorbeelden van hoe ons oude taalgebruik niet geschikt is voor een situatie die, met de woorden van Norman Fisher, onder onze neus ongemerkt veranderd is. 

Sociologen merken de verschuiving wel op en spreken van bricolage, religie à la carte, een religieuze supermarkt waarbij iedereen zijn eigen religie  naar eigen wensen samenstelt. Deze termen worden in religieuze middens vaak met geringschatting gehanteerd, als een symptoom van de vervlakking van de westerse mens.

Het hangt er vanaf vanuit welk mensbeeld je naar deze fenomenen kijkt: Zie je de mensen door de metafoor van een kudde schapen die door een herder moeten geleid worden? Of zie je ieder mens als intrinsiek perfect, als drager van de boeddhanatuur? Het maakt een groot verschil.

De metafoor van de relatie tussen een herder en zijn kudde moet voor een herdersvolk wellicht veel betekenis gehad hebben. Maar voor de moderne westerling voelt het niet meer oké om vergeleken te worden met een kudde schapen die moet geleid worden.

Maar als ieder mens drager is van de boeddhanatuur, dat wil zeggen het vermogen tot ontwaken in zich heeft, dan is wat wij nu bricolage noemen een teken van emancipatie. Het legt de verantwoordelijkheid eindelijk terug waar ze hoort. Bij de mens. Het is de erkenning van de mens als auteur en erfgenaam van zijn daden. 

Het beeld van de religieuze supermarkt is dan vooral een beeld van de bewuste consument. Betekent dat het einde van de levensbeschouwelijke tradities? Allerminst, net zo min als de vrije markteconomie het einde van de supermarkt betekent. De bewuste consument gaat op zoek naar kwaliteit. Iemand zal die kwaliteit moeten leverenen. 

De levensbeschouwelijk tradities, ook zij die zich niet als religieus beschouwen, zijn dragers van menselijke wijsheid, van geschiedenis, van verhalen en inzichten. Het is hun verantwoordelijkheid die te bewaren, te vernieuwen en beschikbaar te stellen voor een plurale samenleving. 

Het is al zo ver

Om weer aan te sluiten bij Norman Fisher: het gebeurt voor onze neus. Het is niet iets wat gaat gebeuren. Het is al zo ver in de beleving van de mensen, ook al hebben we er nog niet een algemeen aanvaard vocabularium voor.

Twee recente en niet onproblematische ontwikkelingen kunnen in dit licht misschien beter begrepen worden:

De recente onthullingen van seksueel misbruik in de katholieke kerk. Seksueel misbruik komt overal voor. Het is geen symptoom van seksuele geaardheid of van een celibatair leven.  Het is een symptoom van machtsmisbruik . Het is je macht gebruiken de ander onderwerpen aan je (in dit geval seksuele) behoefte. Het komt dan ook het meest voor in relaties die op macht gebaseerd zijn. Dit geldt niet minder voor gezinnen als voor instituten. Dit geldt even goed binnen het huwelijk als in minder ‘legitieme’ relaties.

De reden dat het seksueel misbruik in de Kerk, wat in de meeste gevallen jaren geleden heeft plaatsgevonden, nu massaal aan het licht komt is omdat de vanzelfsprekende macht die het religieuze instituut toen had, nu zijn vanzelfsprekendheid verloren heeft. Mensen hebben geen moeite meer om te spreken over wat ze jaren lang uit angst verzwegen hebben. Het instituut is zijn macht kwijt. 

Een ander heikel punt is het hoofddoekenprobleem. Weinig vraagstukken puzzelen ons zo sterk. De discussie blijft verder gaan en niemand komt met een antwoord waarbij iedereen opgelucht ademhaalt en den denkt: ja natuurlijk.

De reden waarom het probleem ons zo puzzelt is wellicht omdat we enerzijds vinden dat in onze samenleving iedereen recht heeft op zijn overtuiging, op zijn symbolen en gebruiken. Dat is wat we willen als ‘bewuste consument’: de vrijheid om zelf te kiezen. Maar het probleem is dat we het feit van een vrouw om religieuze redenen te verplichten om een hoofddoek te dragen, een symptoom is van een visie op religie die wij als ‘bewuste consument’ al lang achter ons gelaten hebben en waar we absoluut niet meer naar terug willen. 

Als in een Russeliaanse paradox oscilleren we op en af van ja naar nee en terug.

 

Zeer voorlopig besluit

'Religion is evolving under our noses, but we are not noticing it because we are stuck on old forms and old terminologies.'

Het is meer dan waar. Of we het willen of niet, er is iets wezenlijk veranderd  in hoe de westerse mens religie beleeft. Maar we lopen achter. Wat we missen is de goede woorden om hierover te spreken.

Het boeddhisme in het westen komt terecht in een radicaal veranderd landschap. Een landschap dat het historisch niet vreemd is, waar het zelf een belangrijke bijdrage aan levert. 

Er is geen enkele reden voor het boeddhisme om zich aan te passen aan de ‘old forms and terminologies’. Integendeel, een belangrijke bijdrage van het huidige westerse boeddhisme kan zijn om deze nieuwe vormen zichtbaar te maken en nieuwe terminologieën expliciet te maken