De ultieme vraag van het leven

The Hitchhikers Guide to the Galaxy is een komische SF van Douglas Adams. Het is geschreven in de tijd dat je nog van Europa naar India kon liften, maar het is nog steeds een must read voor nerds en geeks.

In het verhaal vragen filosofen aan een supercomputer, Deep Thought, of hij het antwoord kan geven op de ultieme vraag van het leven, het universum en alles… ‘Zeker’, zegt de computer, ‘maar het gaat wel wat tijd vragen’. ‘Hoe lang dan?’ ‘Zeven en een half miljoen jaar.’

De filosofen reageren ontgoocheld maar Deep Thought raadt hen aan het te zien als een opportuniteit. Dit project gaat zeker veel aandacht trekken en speculaties oproepen. Als ze er maar voor zorgen dat ze het al die tijd niet met elkaar eens geraken en vooral dat ze elkaar blijven afmaken in de populaire pers, dan zitten ze voor de rest van hun leven gebeiteld.

Zo geschiedt en na zeven en een half miljoen jaar vragen de filosofen aan de supercomputer of hij het antwoord heeft. ‘Zeker, maar jullie gaan het niet leuk vinden.’ Dat maakt hen alleen maar nieuwsgieriger. Met plechtige stem geeft Deep Thought het antwoord op de ultieme vraag van het leven, het universum en alles…: ‘Tweeënveertig.’

Douglas Adams steekt de draak met de niet te stuiten drang van mensen naar antwoorden op uiteindelijkheidsvragen. We verwachtten het van de religie, de filosofie en ondertussen ook van de wetenschap.

In ‘After Buddhism’ vertrekt Stephen Batchelor van het spanningsveld tussen religieus en seculier. ‘Religieus’, zoals hij het woord gebruikt, gaat over het zoeken naar antwoorden op uiteindelijkheidsvragen en de praktijken en instituties die daarmee samenhangen, ‘seculier’ over hoe we een goed leven kunnen leiden, in deze wereld en met al degenen met wie we deze wereld delen. Hij pleit voor een seculier boeddhisme.

Sommige mensen vinden een seculier boeddhisme, dat geen antwoorden geeft op uiteindelijkheidsvragen, te mager en stellen dat het boeddhisme, zoals iedere religie vraagt om een ‘leap of faith’, een sprong van vertrouwen.

Ik heb het altijd vreemd gevonden dat mensen in het boeddhisme antwoorden meenden te vinden op uiteindelijkheidsvragen. De Boeddha wijst ze alvast systematisch af. Als iemand er toch mee aankomt dan brengt hij het gesprek heel snel weer down to earth. Ook de latere boeddhistische teksten die in een heel andere stijl geschreven zijn, heb ik nooit anders gelezen. De Lotus Sutra bij voorbeeld past qua stijl meer in het SF genre, maar de verhaallijnen wijzen ons systematisch terug naar deze wereld.

Niet alleen de Engelsen hebben een gevoel voor humor. Het twee eeuwen oudere Candide, ou l’optimisme van Voltaire heeft opvallend veel overeenkomsten met The Hitchhikers Guide to the Galaxy. De humor is zeker zwarter, maar het verhaal is even satirisch en even onwaarschijnlijk.

Ook hier gaat het over uiteindelijkheidsvragen. De rode draad doorheen Candide is de stelling dat we leven in de beste van alle mogelijke werelden. En ‘tout est pour le meilleur’. Uiteindelijk leidt alles naar het goede. Ondertussen wordt er gemoord en verkracht, zijn er oorlogen en aardbevingen, en gebeurt het afschuwelijkste waar mensen toe in staat zijn. Candide roept wanhopig uit: ‘Als dit de beste van alle mogelijke werelden is, hoe moet het dan in die andere werelden wel zijn?’. Ook Voltaire steekt de draak met onze drang naar antwoorden op uiteindelijkheidsvragen en hij wil de absurditeit ervan aantonen.

Maar hij maakt tegelijkertijd ook zo begrijpelijk dat mensen naar ultieme antwoorden zoeken. Als je alle leed en verschrikkingen aanschouwt, hoe leven we daarmee? Soms schreeuwen we om een antwoord.

Het is gevaarlijk. In wanhoop zijn mensen soms bereid het meest onwaarschijnlijke te geloven, omdat de werkelijkheid ondraaglijk lijkt. Mensen zijn heel kwetsbaar in hun lijden en hun fragiliteit. Als er dan gezegd wordt: ‘Je moet durven vertrouwen…’ dan valt dat in een vruchtbare bodem, of het nu vertrouwen is in religie of wetenschap, in god of een leraar.

Het is een keuze. Sommige mensen kiezen ervoor om in God te geloven omdat de gedachte dat hij niet zou bestaan ondraaglijk is. Maar stel dat iemand zegt: ‘Ik geloof er vast in dat ze van me houdt want de gedachte dat ze niet van me zou houden is voor mij ondraaglijk.’ De ander bestaat bij de gratie van mijn behoefte.

Is het een ‘leap of faith’ of een ‘lapse of reason’? En is een vastklampen aan een illusie een teken van vertrouwen of is het een blijk van gebrek aan vertrouwen? Als de uiteindelijkheidsvragen antwoorden hebben, waar is de ‘sprong van vertrouwen’ dan nog voor nodig?

Het is de afwezigheid van antwoorden op al onze uiteindelijkheidsvragen dat om vertrouwen vraagt. ‘Leven is uitvaren met een schip dat op zee zal vergaan.’ Zijn we bereid om uit te varen? (Bereid of niet, we zijn al aan boord.) We zijn in ieder ogenblik maar één ademtocht van de dood verwijderd. Zijn we bereid dat te beseffen… en te ademen? De Boeddha noemde het de drie kenmerken van de werkelijkheid: dukkha, anicca, anatta. De dingen zijn onbevredigend, vergankelijk en zonder vastigheid. Zijn we bereid dat aan te gaan en te leven? Zonder onszelf wat wijs te maken, zonder illusies?

Dat is de taak die in Batchelors seculier boeddhisme hoort bij de eerste edele waarheid: het lijden aangaan, het leren kennen, bereid zijn de werkelijkheid te zien, zoals ze is. Dat is de sprong van vertrouwen: durven te leven. En het is niet enkel een sprong. Het is ook op die manier geleidelijk vertrouwd worden met de mogelijkheid ervan.

De bereidheid om de werkelijkheid aan te gaan en het lijden te zien en te leren kennen wordt in het boeddhisme soms gesymboliseerd door de figuur van Guanyin, zij die de noodkreten van de wereld ziet en hoort.

Uiteindelijkheidsantwoorden kunnen ons de ogen doen sluiten. Dan zijn we zeker. Er is geen twijfel meer. We hebben gelijk. Dan is AIDS bij homoseksualiteit een vorm van immanente rechtvaardigheid, zoals aartsbisschop Leonard zich liet ontvallen, en in de zekerheid van zijn gelijk voelde hij zelfs niet meer aan hoe meedogenloos hij daarmee was. Maar voor veel boeddhistische Aziaten dan weer is ziekte het gevolg van een slecht karma, door fouten uit je vorig leven: einde compassie.

Guanyin verbiedt niet en veroordeelt niet, zij ziet en hoort, zij verwelkomt en zij handelt. Dat is het verschil tussen mededogen en moraliseren. Gianni Vattimo vat het in After Christianity samen in de slogan: ‘van universalisme naar gastvrijheid’. Misschien is dat niet zozeer de ultieme maar wel de cruciale vraag: willen we algemeen geldende antwoorden of kiezen we voor dialoog?

Het is een keuze. Algemeen geldende antwoorden op uiteindelijkheidsvragen sluiten de dialoog. Ook deze tekst zou dus helemaal in tegenspraak zijn met zichzelf als ik mijn keuze de enige ware zou noemen. Dat zou weer een uiteindelijkheid op zich zijn. Maar Vattimo’s pensiero debole betekent niet dat we niet meer kunnen spreken. Integendeel, het laat ons opnieuw toe om te spreken en het met elkaar oneens te zijn, en de dialoog open te houden.

Dit is de tweede in een reeks toespraken naar aanleiding van het boek 'After Buddhism' van Stephen Batchelor.